De spreker

Naast zijn werk als huisarts en later als arts in De Maretak heeft Leen altijd voordrachten gehouden. Die kunst leert hij in de loop van de jaren steeds beter beheersen.

Vanaf eind jaren zestig tot vrijwel aan zijn dood in 1990 houdt hij zich hier intensief mee bezig. Het vormt een derde grote periode in zijn leven na zijn bestaan als huisarts, en mede-initiatiefnemer van De Maretak, De Wervel en Arta.

In deze latere jaren van zijn leven komt het thema van meer individualistisch optreden en meer in een gemeenschap leven in een gecombineerde vorm opnieuw tevoorschijn. Nu zien we Leen tijdens zijn voordrachten voor zijn publiek staan. De musicus die hij altijd wilde zijn, en die ook een publiek nodig heeft, ontpopt zich hier als een spreker die met veel gevoel voor entertainment zijn publiek weet te boeien. Hij is hier weliswaar in de rol van individualist te zien, die hij ook als huisarts kon innemen, maar er is geen sprake meer van een één-op-één relatie. Hij spreekt voor hele gemeenschappen. Voor kleine en grote groepen mensen, soms in het kader van opleidingen, soms in openbare gelegenheden. In Nederland, maar heel vaak in het buitenland. Zo reist hij voor de meer dan drieduizend voordrachten die hij houdt onder meer naar Zuid-Afrika, Australië, de Verenigde Staten, Alaska, Hawaï, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland. Steeds weer andere mensen, met steeds weer een andere identiteit. Leen toont zich er een meester in om zich naar zijn publiek te richten, een grote hulp hierbij is dat hij snel thuis raakt in een vreemde taal. Hij spreekt vloeiend Engels, Frans, Duits en behoorlijk Italiaans. En als het moet redt hij zich ook nog in een handjevol andere talen. Bespeelde hij vroeger niet ook al ‘alle’ instrumenten?

Zijn werkterrein verbreedt zich dus aan het eind van zijn leven. Zijn platform wordt dan niet meer gevormd door een grote Scheveningse praktijk of een veelzijdig verpleeghuis, maar door grote groepen zeer verschillende mensen, verspreid over de hele wereld.

Op een andere manier bekeken is er nog wel sprake van een één-op-één relatie met zijn publiek. Leen merkt namelijk dat niet alleen het publiek iets aan zijn voordrachten heeft, maar hij zelf ook. Hij zegt daarover: ‘Ik heb ontzettend veel aan zo’n voordracht, de mensen denken altijd dat ik hun zo’n voordracht schenk, maar ikzelf heb er ook heel veel aan.’
Leen geniet er beslist van als zijn toehoorders hem de hoogte insteken, maar het omgekeerde gebeurt ook, namelijk dat hij zijn publiek dankbaar is voor wat hij terugkrijgt.

Dick van Romunde, die ook een fervent bezoeker was van Leens voordrachten wanneer zijn eigen drukke programma het maar enigszins toeliet, zegt in dit verband: ‘Leen Mees heeft heel wat goddelijke vonken ontstoken bij mensen via al zijn voordrachten. Daar ben ik hem heel dankbaar voor, want het bewust ervaren van die goddelijke vonk in jezelf is een centraal proces in een mensenleven.’
Die vonkjes zullen menige keer ook op Leen zelf zijn teruggesprongen.