Verzorgd door Renée Zeylmans († 16 februari 2018)
Het economisch mensentype wil alle intellect enkel en alleen tot het fysieke herleiden. Dit economische mensentype heeft zich ten tijde van de hervorming (16e eeuw) losgemaakt van zijn spirituele grondslag.
(…) Tot dit type behoren mensen die na een zeer kort leven tussen dood en nieuwe geboorte opnieuw op aarde verschijnen. Precies deze mensen, die slechts een korte tijd in de geestelijke wereld doorgebracht hebben, komen onder het tegenwoordig heerserstype uitzonderlijk veel voor. U weet –ik heb daar al dikwijls over gesproken– dat een der opmerkelijkste verschijnselen van de nieuwe tijd is dat voor de heerserstype de selectie van de slechtsten naar boven zich voltrokken heeft. Reeds sinds jaren heb ik u dat altijd steeds weer bij verschillende gelegenheden gezegd.
Diegenen die eigenlijk de heersers, de regeerders zijn, zijn niet een selectie van de besten; de tijden brengen mee dat de besten juist in onze tijd onderaan staan, en diegenen die bovenaan staan, zij die in een leiderspositie staan, zijn nu meestal juist niét altijd de besten. Dikwijls worden dezen geselecteerd uit de minderwaardigen. En deze selectie der minderwaardigen berust hierop dat dezen een leven hebben waaraan een zeer korte tijd tussen het vorige en dit aardeleven voorafgegaan is.
Bij vele leidinggevende personen van de nieuwe tijd is het een uitgesproken feit dat ze na een kort geestelijk leven vlug weer op aarde terugkeren. Daardoor zijn zij weinig doordrongen van het geestelijke. Zij hebben weinig geestelijke impulsen opgenomen gedurende hun voorafgaande leven tussen dood en nieuwe geboorte. Maar des te meer zijn zij doordrongen van alles wat de aarde hun hier geven kan. Het zijn in het bijzonder de economische mensentype, diegenen met een kort voorafgaand geestelijk leven, die helemaal doordrongen zijn van alles wat slechts de aarde als zodanig kan geven. Het is niet dat er geen mensen zijn die langer in de geestelijke wereld gebleven zijn, die tegenwoordig in aanmerking komen, maar dezen worden teruggedrongen
(…) En het is eigenlijk jammerlijk wanneer men ziet hoe dikwijls het tegenwoordig gebeurt dat –wat hun innerlijk aard betreft– veel, veel betere mensen opkijken naar autoriteiten die veel, veel slechter zijn. Dat is een algemeen verschijnsel. De vereerde autoriteiten zijn waarachtig niet diegenen die een selectie van het betere mensentype vormen.
En nu is toch de tijd gekomen dat men op een onbevangen manier moet ophouden de lof ten aanzien van de moderne civilisatie te prediken, dat men onomwonden de werkelijke feiten moet bekijken. De mensen moeten zich gewoon maken om het leven niet alleen uiterlijk te beschouwen, maar ook naar innerlijke zielenconfiguratie. En een van de dingen die daarbij in aanmerking komen, is dat men een onderscheid moet maken tussen degenen die een langer geestelijk leven tussen dood en nieuwe geboorte, en degenen die een korter geestelijk leven achter zich hebben.
Rudolf Steiner, 12 oktober 1919
GA 191.
Soziales verständnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis
Het wezenlijke is niet wat Christus heeft geleerd, maar wat Christus heeft gegeven: zijn lichaam. Want nooit eerder was met een mens die stierf datgene in de aardeontwikkeling verschenen wat uit het graf van Golgotha is opgestaan. Nooit sinds het begin van de menselijke ontwikkeling op aarde was door een mens die door de dood was gegaan, op aarde werkelijkheid geworden wat werkelijkheid werd met het opgestane lichaam van Christus Jezus.
(…) Zijn opstanding is de geboorte van een nieuw bestanddeel van de menselijke natuur: een onvergankelijk lichaam.
(…) De mens daalt steeds dieper af. En op het tijdstip dat de menselijke ontwikkeling het punt van de crisis had bereikt, incarneerde het Christuswezen zich in het vleselijk lichaam van een mens. Dat is niet minder dan het grootste offer dat door het Christuswezen voor de ontwikkeling van de aarde kon worden gebracht.
Rudolf Steiner, Karlsruhe 11 oktober 1911
GA 131. Von Jesus zu Christus. Nederl (Wegen naar Christus, uitgeverij Vrij Geestesleven)
Hoe werken de engelen, dus die wezens die het dichtst bij de mens staan, in de huidige fase, van de mensheidsontwikkeling in ons astraal lichaam? Het astraal lichaam is het wezensdeel dat het dichtst bij ons ik staat. We kunnen dus de hoop koesteren, dat we ons zeer betrokken zullen voelen bij de beantwoording van de zojuist gestelde vraag.
(…) Zij werken aan de toekomstige sociale vormen voor het aardeleven van de mens.
(…) En hieraan ligt een heel bepaalde impuls ten grondslag, namelijk de impuls dat in de toekomst geen mens meer zijn geluk rustig zal kunnen genieten, als naast hem anderen ongelukkig zijn. Dit is een impuls van absolute broederlijkheid, absolute éénwording van het mensengeslacht; op de juiste wijze opgevatte broederlijkheid met betrekking tot de sociale omstandigheden in het fysieke leven.
Maar er is nog een tweede impuls. Zij werken niet alleen aan het toekomstige sociale leven, maar ook aan de menselijke ziel, aan het zielenleven van de mens. De beelden die zij ons astrale lichaam inprenten hebben de bedoeling dat in de toekomst ieder mens in iedere medemens iets verborgen goddelijks zal zien.
(…) Wij moeten ieder mens met het gevoel tegemoet treden: in deze mens zie ik een openbaring uit de goddelijke oergronden, een openbaring in vlees en bloed. Dat willen de beelden van de Angeloi bewerkstelligen: dat we zo ernstig en zo intensief mogelijk proberen de mens te zien als een beeld, dat zich uit de geestelijke wereld openbaart.
(…) want dan zal iedere ontmoeting van mens tot mens een religieuze handeling, een sacrement zijn.
Rudolf Steiner, Zürich 9 oktober 1918
GA 182. Was tut der Engel in unserem Astralleib? Wie finden ich den Christus? (Hoe werken de engelen in ons astrale lichaam? Hoe vinden wij de Christus? Uitgeverij Vrij Geestesleven)
Een gulden regel, met name voor de occultist, is: heb geduld en wacht, tot niet wij de waarheden vanuit onszelf willen begrijpen, maar zij naar ons toekomen.
(…) In deze tijd is het noodzakelijk deze begeerte naar kennis te onderdrukken. Veeleer moeten we zeggen: genade heeft mij tot een aantal waarheden gebracht, en ik zal geduldig wachten tot verdere waarheden naar mij toekomen.
Tegenwoordig is een zekere passieve houding ten aanzien van de waarheid werkelijk meer noodzakelijk dan misschien twintig jaar geleden. En dat is nodig omdat onze geestelijke zintuigen eerst volledig moeten rijpen om de waarheid in haar ware gestalte bij ons binnen te laten. Dat is een praktische les aangaande het onderzoek van de geestelijke werelden, met name in hun relatie tot de Christus-gebeurtenis.
Het is fundamenteel fout als mensen denken dat ze zich meester kunnen maken van iets wat hun op een bepaalde passieve wijze moet toestromen. Want van één ding moeten we ons bewust zijn: we kunnen alleen zijn wat we moeten zijn voor zover we daartoe door de geestelijke machten waardig worden bevonden. En alles wat we kunnen doen aan meditaties, contemplaties enzovoort, is in feite alleen bedoeld om onze ogen te openen, niet om waarheden te bemachtigen. Die moeten naar ons toekomen, die mogen we niet achterna lopen.
Onze tijd is er in zekere zin rijp voor, dat die mensen die door passiviteit in hun zieleontwikkeling, een stemming van overgave ontwikkelen –en met een andere stemming komt men niet in de geestelijke wereld- inzien dat van de daad op Golgotha iets is uitgevloeid als een geestelijke druppelsubstantie. Nu zijn de zielen zo rijp dat ze dat kunnen inzien.
Rudolf Steiner, Karlsruhe 8 oktober 1911
GA 131. Von Jesus zu Christus (Wegen naar Christus, uitgeverij Vrij Geestesleven)
Ik heb u erop gewezen dat weliswaar de mensenlichamen zich zodanig zullen ontwikkelen dat daarin een zekere spiritualiteit kan plaatsvinden, maar dat de materialistische zin die zich alsmaar meer zal uitbreidden, door de aanwijzingen van de Geesten van de Duisternis, daar tegenin zal werken en met materiële middelen daar tegen strijden zal.
Ik heb u verteld dat de Geesten van de Duisternis hun gastheren, de mensen, in wie ze zullen wonen, ertoe zullen inspireren zelfs een vaccinatiemiddel te vinden om bij de zielen al in de prilste jeugd langs de omweg van de lichamelijkheid de neiging tot spiritualiteit uit te drijven.
Zoals men lichamen tegenwoordig inent tegen het een of ander, zal men in de toekomst de kinderen met een stof inenten, die beslist geproduceerd kan worden, zodat door deze inenting de mensen immuun zullen worden, ’dwaasheden’ van het spirituele leven niet vanuit zichzelf te ontwikkelen, dwaasheden natuurlijk in materialistische zin gesproken. En begonnen, meer op literair gebied, waar het echter onschadelijker is, is de zaak er immers al.
(…) Dat alles tendeert er echter uiteindelijk naar het middel te vinden waarmee men de lichamen inenten kan opdat ze niet neigingen tot spirituele ideeën laten opkomen, maar hun hele leven lang alleen aan de zintuigelijk waarneembare materie geloof te hechten.
Rudolf Steiner, 7 oktober 1917
GA 177. Die spirituellen Hintergründe der aüseren Welt, slot (De val van de Duisternis, uitgeverij Pentagon)
Renée Zeylmans
Overleden op 16 februari 2018

Uitgeverij Pentagon
Vertalingen van Rudolf Steiner, opvoeding en vrijeschoolpedagogie
Weteringschans 54-a
1017 SH Amsterdam
020 622 7679